vrijdag 19 oktober 2012

Laatste woorden


Ter gelegenheid van de veertigste Erwindag, 5 october 2012 (ja, afficionado’s blijven de naam van die maand met een -c- schrijven), verscheen de bibliofiele uitgave Eerste doden, laatste woorden, een fragment uit Meijsings volgend jaar te verschijnen roman Anderzijds / Eindtijd. ‘Je kunt het maar vast in huis hebben’, spotte de verslaggever van het Haarlemse Dagblad, niet wetend dat de liefhebbers zich in de handen wreven (‘Zo, Keith, jongen’) en de lippen aflikten. Want niet alleen betrof het hier weer een prachtig uitgaafje van de stichting Vrienden van de Vorm, ook kregen de Vrienden en Gouden Vrienden een intrigerend voorproefje van het langverwachte nieuwe werk van de auteur.
            Op de voormalige website van Meijsing, reeds jaren ter ziele, werd al een roman Anderzijds aangekondigd, waarin een hoofdrol zou zijn weggelegd voor Frederick Rolfe. [1] In Eerste doden, laatste woorden is de dood van Rolfe het onderwerp van een tekst die Erik-Jan Provenier in zijn Italiaanse appartementje aan het schrijven is. Meijsings tekst bestaat uit elf fragmenten, waarvan er vier (voorzien van een datum en tussen aanhalingstekens) als afkomstig uit de pen van Provenier moeten worden beschouwd. De andere zeven betreffen vooral overwegingen van Provenier over het schrijven, schrijvers, mensen die hij kent of kende (met name zijn voormalige compagnon Kanger), en dit alles in samenhang met de concepten einde en dood. Tijdens de bijeenkomst in de Haarlemse Vishal op 5 october 2012 merkte Meijsing op dat de doden voor hem tegenwoordig bleven en dat het bijvoorbeeld voelde alsof Kees Snel aanwezig was. Met die opmerking in het achterhoofd moet ook het begin van Eerste doden, laatste woorden worden gelezen: de menigte die voor de deur van Provenier staat, bestaat uit doden. [2]

            Dat is het begin van de deels associatieve keten die de fragmenten met elkaar vormen: de menigte voor Proveniers deur (eerste fragment) [3] ; Proveniers tekst over de laatste uren van Rolfe (tweede fragment); Provenier die een fout signaleert in zijn tekst (derde fragment); voortzetting van de tekst over Rolfe (vierde fragment, maar zie hieronder); Provenier denkt na over zijn tekst (vijfde fragment). Dan begint het Rolfe-project enigszins te ontsporen: Rolfe overlijdt in het Palazzo Marcello in Venetië, dat volgens Provenier gelegen is naast het Palazzo Vendramin-Calergo waar dertig jaar eerder Richard Wagner overleed (zesde fragment). Provenier begint nu aan een nieuwe tekst over de laatste uren van Wagner (zevende fragment) en komt via het woord pranzo op Norman Douglas en zijn voormalige compagnon Kanger (achtste fragment). Het negende fragment begint met de zelfgekozen dood van Douglas en eindigt via een aantal complexe uitweidingen in de vluchtige verschijning van een ik-verteller die Provenier lijkt te hebben geschapen – enigszins à la het begin van Dood meisje. [4] Het tiende fragment (mogelijk getriggerd door het woord Gesamtkunstwerk in de voorgaande regels) is een voortzetting van Proveniers tekst over de laatste uren van Wagner. In het elfde fragment legt Provenier zijn pen neer en belt hij zijn moeder in Nederland. [5]

            Provenier merkt aan het einde van het derde fragment op dat er vele eigenschappen zijn die hem met Rolfe, het onderwerp van zijn tekst, verbinden. In het vierde fragment lijkt het vervolgens weer over Rolfe te gaan, maar aan het begin van het vijfde fragment blijkt de lezer op het verkeerde been te zijn gezet: het is een reconstructie geweest, door Provenier, van de laatste woorden die Rolfe schreef aan zijn onvoltooide roman The Freeing of the Soul, or The Seven Degrees. En hoewel de protagonist van de roman de laat-Romeinse bisschop Septimius Scaptia is, zijn er veel overeenkomsten tussen Rolfe en zijn personage. [6] Vandaar dat de lezer aanvankelijk in de veronderstelling verkeert dat het vierde fragment nog steeds over Rolfe gaat. De structuur die zich opent is die van een mise en abîme: zoals de ik-verteller (vermoedelijk) lijkt op Provenier, zo lijkt Provenier op Rolfe, zo lijkt Rolfe op Septimius Scaptia.

De laatste woorden van Rolfe, de laatste woorden van Douglas, de laatste woorden van Wagner – terecht merkt Provenier (of de ik-verteller, of Kanger) op dat hij altijd bijzonder benieuwd is naar laatste woorden. Eerste doden, laatste woorden bevat de eerste woorden die te zien zijn van Meijsings volgende roman. Laten we hopen dat het niet zijn laatste is.

 
Jack van der Weide
 

[1] Rolfe trekt een spoor door het werk van Meijsing, al vanaf Erwin. Te denken valt onder meer aan het artikel “Rolfiana en Hadriana” (1977); de vertaling van Hadrian the Seventh (1978); Venetiaanse brieven en Calabrese dagboeken (1982), volgens de kafttekst gegroeid uit een plan van Meijsing ‘om in het voetspoor van Frederick Rolfe […] een winter in Venetië door te brengen’; de vertaling  Brieven uit Venetië (1986); en Een witte raaf. Over Baron Corvo (Fr. Rolfe) (1998). Naar het Joyce & Co-artikel “De nog lang niet afgelopen lastersage over Frederick William Rolfe” wordt nog steeds gezocht.
 
[2] ‘Het oxymoron was immers de handtekening van zijn schriftuur’ (blz. 8), mijmert Provenier. Een bekend voorbeeld van zo’n oxymoron is ‘levende doden’.
 
[3] ‘Dat gold, dood, in elk geval voor Emanuela Orlandi en Mirella Gregori’ (blz. 6). Emanuela Orlandi (1968) en Mirella Gregori (1967) waren twee Italiaanse meisjes die in 1983 kort na elkaar op mysterieuze wijze verdwenen. Hun verdwijning was en is de aanleiding tot allerlei speculaties en complottheorieën, variërend van seksfeesten voor de politie van Vaticaanstad tot moslimterroristen en de aanslag op paus Johannes-Paulus II.
 
[4] De ik-verteller spreekt over ‘mijn zegsman die ik Provenier heb genoemd omdat hij niet zonder wedde kon voorzien in zijn welzijn, och arme’ (blz. 12-13). Een provenier is een oude benaming voor een persoon die van preuves (giften) leeft.
 
[5] Twee afkortingen in het elfde fragment vragen om een nadere uitleg. ADD (Attention Deficit Disorder) is een subtype van ADHD, ‘gekenmerkt door een aandachtstekortstoornis en concentratieproblemen’ (Wikipedia). SIPP of SIP staat voor Società Idroelettrica Piemontese, de rechtsvoorganger van de door de staat beheerde Società Italiana per l'Esercizio Telefonico, die in 1994 opging in Telecom Italia.
 
[6] In het enige fragment van The Freeing of the Soul, or The Seven Degrees dat ik in de gauwigheid heb weten op te sporen blijkt Septimius Scaptia, net als Rolfe zelf, op een boot in de omgeving van Venetië rond te varen: ‘Silvius […] had found the bishop, alone, in a bark full of documents and necessities of life, out on the lagoon between Altinum and Tauricellium’. Altinum, in 452 grotendeels door Atilla verwoest, wordt als de voorloper van Venetië beschouwd. Vanaf de vierde eeuw resideerde er een bisschop in de stad. De inwoners van Altinum werden gerekend tot de tribus Scaptia.

2 opmerkingen:

  1. Jack van der Weide19 oktober 2012 om 17:05

    Klein addendum: ‘In maart 1913 arrangeert de hotelbaas dat [Rolfe] in een flat van het Palazzo Marcello aan het Canal Grande komt te wonen, met een achteringang in de Rio della Maddelena, een paar gevels naast Palazzo Vendramin-Calergi, tegenover de Fondacio dei Turchi’ (Venetiaanse brieven, blz. 95).

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Beste Jack, als ik mij twee aanvullingen in re Frederick Rolfe, Baron Corvo mag permitteren? Een veelzeggende voorpublicatie ('Work in Progress') uit Erwin getiteld 'Corvo en andere goden' verscheen in Maatstaf, jrg. 21, nr. 5-6, september-oktober 1973 (pp. 56-66), aan het begin van de gouden Sontropjaren van dit literaire tijdschrift derhalve. De volledige tekst van het helaas nogal korte romanfragment (4 pagina's) over Septimius Scaptia is te vinden in een aflevering van English Literature in Transition 1880-1920, vol. 38, nr. 4, 1995 (pp. 492-495) in een zuinige redactie van de Oxonian Andrew Eburne wiens beloofde biografie van Rolfes Venetiaanse jaren er waarschijnlijk nooit zal komen - geen onbekend fenomeen in de Rolfologie, maar dit terzijde.

    BeantwoordenVerwijderen